Heter

Door klimaatverandering wordt het warmer. Niet alleen de gemiddelde temperatuur stijgt, ook de extremen nemen toe. In het meest waarschijnlijke klimaatscenario verdrievoudigt het aantal tropische dagen (max. temperatuur hoger dan 30°C) in 2050 ten opzichte van het huidige klimaat. In dit scenario worden dagen waarin de temperatuur geheel onder het vriespunt ligt zeldzaam.

Steden zijn (ook zonder klimaatverandering) altijd warmer dan het omliggende gebied. Dit wordt het stedelijk hitte eiland effect genoemd: steden nemen overdag meer warmte op en staan deze ‘s nachts maar langzaam weer af, waardoor vooral de nachten warmer blijven in de stad. In de centra van steden als Amersfoort en Apeldoorn kan dat oplopen tot gemiddeld 2 graden warmer dan in het buitengebied. Na een warme, droge en zonnige dag met weinig wind kan het hitte eiland effect in Nederlandse steden oplopen tot rond de 10 graden. Het hitte eiland is geen exclusief grootstedelijk fenomeen. Ook kleinere dorpen en steden zoals Zevenbergen in het landelijk gebied laten soms een sterk verhoogde minimumtemperatuur zien.

De hitte die we ervaren is afhankelijk van de omgeving waarin we ons bevinden. In onderstaande schema’s is weergegeven wat de warme (rood) en koele (blauw) plekken zijn en ook hoe opwarming overdag en in de nacht doorwerkt. Bebouwde gebieden worden warmer omdat de warmte wordt opgeslagen in stenig materiaal. Grasland warmt ook snel op, maar is daarentegen in de nachten koel (blauw).

Hitte is het minst bekende thema van klimaatadaptatie. De kennis over de gevolgen is nog in ontwikkeling. In onderstaande mindmap heeft de Hogeschool van Amsterdam de effecten van hitte uitgewerkt. De bekendste is het gezondheidsrisico dat extreme hitte met zich mee kan brengen. Hogere luchttemperaturen zullen ook leiden tot hogere watertemperaturen, met mogelijk negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Tegelijkertijd betekenen hogere temperaturen ook meer behoefte aan recreatie en toerisme in het gebied. Bovendien biedt een langer groeiseizoen kansen voor de landbouw.

Bronnen: KNMI, WEnR, Deltares, TNO- Landelijke Klimaateffectatlas
Skip to content